Over hoe AI scoort op verschillende soorten intelligentie
Als paddestoelen na een regenbui duikt kunstmatige intelligentie tegenwoordig overal op. Echter, er zit een waarheid in de naam die vaak over het hoofd wordt gezien: het is artificieel, kunstmatig, geen echte intelligentie dus. Het is bijzonder goed in het nabootsen van intelligentie, maar als je met een AI praat, onthoud dan altijd dat het eigenlijk niets begrijpt en slechts doet alsof. Nu zijn er verschillende soorten menselijke intelligentie, en AI komt bij de ene beter mee dan bij de andere. Laten we de mouwen opstropen en dit eens nader onderzoeken.
Om te beginnen hebben we algemene intelligentie, ofwel de ‘g-factor’. Dit kun je zien als het Zwitsers zakmes van de geest—het vermogen om elk probleem met gemak en efficiëntie aan te pakken. Het is wat een IQ-test poogt te meten, en waarom sommige mensen een complex wiskundeprobleem kunnen oplossen terwijl ze tegelijkertijd de tekst van een Beatles-nummer opdreunen. AI daarentegen is meer zoals die ene vriend die alles weet over één onderwerp—absoluut briljant, maar vraag hem niks anders. AI kan uitblinken in één vakgebied (potje schaken, iemand?), maar heeft moeite om die kennis breed toe te passen. Het is het ‘one-trick pony’ van de intelligentie-rodeo.
Dan hebben we vloeibare intelligentie—dit is je brein in jazz-modus: improvisatie, abstract denken, nieuwe problemen oplossen zonder script. Stel je voor dat je een manier bedenkt om een fles wijn te openen zonder kurkentrekker. AI kan patronen herkennen en puzzels oplossen als geen ander (het is een soort savant in Sudoku), maar geef de werkelijkheid een onverwachte wending en het is als een hert in de koplampen. Met andere woorden, AI herkent trends in big data als een havik, maar vraag het om een nieuwe oplossing voor een nooit eerder gezien probleem, en het staat plotseling met de bek vol tanden.
Vervolgens hebben we gekristalliseerde intelligentie—dit is de bibliotheek van je hersenen, vol feiten, je woordenschat en alles wat je in de loop der jaren zoal hebt geleerd. Hoe ouder je wordt, hoe meer boeken op je planken. Hier is AI een concurrent in optima forma. Met toegang tot enorme hoeveelheden data kan AI informatie sneller oproepen dan de bliksem. Het is als als die wandelende encyclopedie-vriend die onder je sneltoets zit—indrukwekkend, zeker, maar het is allemaal vrij oppervlakkige kennis. De machine kent de feiten, maar begrijpt het verhaal erachter niet.
Dan is er emotionele intelligentie—het sociale smeermiddel dat ons helpt om de ingewikkelde menselijke interrelaties te navigeren. Het gaat om het begrijpen van gevoelens, die van jezelf en anderen, en dat begrip gebruiken om relaties te onderhouden, en om te gaan met kenmerken en gebeurtenissen in het leven zoals geboorte, leren, ambitie, rede, moraliteit, conflict en dood. En hier schuilt het probleem: de emotionele intelligentie van AI is als een levensgroot kartonnen figuur op een feestje—aanwezig, maar het brengt weinig diepgang in het gesprek. AI kan empathie simuleren (je hebt vast weleens een chatbot gesproken die je “begrijpt”?), maar het voelt geen emoties. Het is als een robot die probeert te dansen—vermakelijk, zeker, maar het ontbreekt aan schwung.
Je kent het spelletje hints—die klassieke test van sociale en emotionele inzichten, waarbij spelers moeten raden welk woord of welke uitdrukking hun teamgenoot uitbeeldt. Met de huidige stand van zaken zou AI hopeloos zijn in dit spel, omdat het de subtiele lichaamstaal en groepsdynamiek, die mensen bijna instinctief begrijpen, niet kan interpreteren.
Herken je al een trend? Er is een aanzienlijke tekortkoming in de capaciteiten van AI om het volledige spectrum van menselijke intelligentie na te bootsen.
Op naar sociale intelligentie. Die draait om het vermogen om de sfeer in een ruimte vol mensen in te schatten, om sociale signalen te begrijpen en anderen te beïnvloeden. In dit opzicht is AI nog steeds als een onervaren acteur op openingsavond. Hoewel het geprogrammeerd kan worden om sociale signalen te herkennen, zijn stand-up improvisatie, en de subtiliteit die gepaard gaat met menselijke interactie en ervaring, nog altijd buiten bereik. AI weet misschien wat het moet zeggen, maar niet waarom het dat zegt. En dat maakt een wereld van verschil.
Laten we het nu hebben over praktische intelligentie, of wat men ook wel ‘straatwijsheid’ noemt. Dit is het soort intelligentie dat je door het dagelijks leven helpt—een lekkende kraan repareren, of uitzoeken hoe je tijdens de spits het snelst van de ene naar de andere kant van de stad komt. AI is geweldig in het oplossen van problemen met een duidelijke reeks instructies (het ultieme spiekbriefje). Maar hoe zit het met het aanpassingsvermogen in de echte wereld? Niet echt. AI heeft data nodig om te functioneren, en de kleine verrassingen van het leven komen doorgaans niet met een handleiding.
En dan komen we op geheel natuurlijke wijze bij creatieve intelligentie. Dit is het vermogen om nieuwe ideeën te bedenken, buiten bekende kaders te denken en verder te kijken dan het conventionele. AI kan op een remix-manier creatief zijn—het kan bijvoorbeeld muziek, schilderijen en poëzie genereren door bestaande patronen opnieuw samen te stellen. Het is als een meesterchef met een kookboek; het bedenkt geen nieuwe recepten. Mensen daarentegen zetten over het algemeen een vonk van inspiratie en originaliteit op tafel. De echte magie van creativiteit komt voort uit menselijke ervaring—de vreugden, hartzeer en eigenaardigheden van het leven. AI leeft niet; het is een machine die nullen en enen verwerkt.
Ruimtelijke intelligentie is het vermogen om objecten in je geest te visualiseren en manipuleren—onmisbaar voor architecten, ingenieurs en kunstenaars. AI heeft hier indrukwekkende vaardigheden. Het kan satellietbeelden analyseren, het weer voorspellen of een potje 3D-schaken spelen. Maar het is meer een briljante kaartlezer dan een onverschrokken ontdekkingsreiziger. Mensen kunnen met hun intuïtie en gevoel voor avontuur de complexiteiten van de wereld navigeren op een manier waarvoor AI simpelweg niet is geprogrammeerd.
Muzikale intelligentie stelt je in staat om toonhoogte te herkennen, ritme en klank. AI kan symfonieën componeren en hitsingles voorspellen, maar het is allemaal gebaseerd op algoritmes. Het kan de juiste noten spelen, maar het mist de passie waarmee muziek onze ziel raakt. Door AI gegenereerde muziek is misschien prima om te luisteren op de achtergrond, maar het zal je niet tot tranen roeren.
Nog vier te gaan.
Lichamelijk-kinesthetische intelligentie is de intelligentie van atleten, dansers en chirurgen—het vermogen om het lichaam sierlijk en met precisie te gebruiken en bewegen. Robots worden hier steeds beter in, maar laten we eerlijk zijn: AI gaat voorlopig geen Olympische medailles winnen. Mensen brengen finesse, timing en stijl die robots niet kunnen repliceren. Stel je een robot voor in een tutu die Het Zwanenmeer probeert te dansen—het is hakkerig, geen vloeiende bewegingen.
Het vermogen om woorden effectief te gebruiken, te communiceren en complexe ideeën uit te drukken noemen we taalkundige intelligentie. AI wordt steeds beter in het genereren van samenhangende teksten (ahem…), maar het mist nog steeds het diepere begrip van de subtiliteiten van taal. Het kan prima een zin aan elkaar rijgen—het kan een hele reeks zinnen aan elkaar rijgen—maar het begrijpt niet de nuances, de ironie, en de humor die taal zo rijk en menselijk maakt. Het is als een papegaai die herhaalt wat hij hoort zonder te begrijpen wat hij zegt.
Om met de echt grote vragen om te gaan—het leven, het universum en de rest—zijn mensen in meer of mindere mate voorzien van existentiële intelligentie. Laten we eerlijk te zijn, mensen krabbelen nauwelijks aan de oppervlakte, maar AI heeft werkelijk geen idee dat het misschien een schepper heeft, een begin of een einde, laat staan een doel. Het kan een overtuigend filosofisch debat simuleren, zelfs met argumenten en tegenargumenten komen, maar het ligt niet ’s nachts wakker, piekerend over de zin van het leven. Het is één ding om Shakespeare citeren, maar het is iets heel anders om de lading van ‘To be, or not to be’ te voelen. Dit type intelligentie is uniek aan de mens, wordt gevoed door onze ervaringen en reflecties, en daartoe heeft AI geen toegang.
Ten slotte, en eveneens ontbrekend bij AI, is er onze naturalistische intelligentie: het vermogen om verbinding te maken met de natuur, om de natuurlijke wereld te begrijpen en te categoriseren. Hoewel AI milieugegevens kan analyseren en zelfs ecologische veranderingen kan voorspellen, gaat de verbinding die mensen voelen met de natuur veel verder dan data—het draait om ervaring, ontzag en een gevoel van wederzijds zijn. AI kan je vertellen over het regenwoud, en haar geluiden, geuren en talloze tinten groen prachtig beschrijven, maar het kan niet de verwondering meegeven die je voelt als je onder het bladerdak staat.
Gelukkig heeft de mens dus nog steeds de overhand
Kunstmatige intelligentie is een wonder. Het is een hulpmiddel dat informatie kan verwerken, patronen kan herkennen en menselijk gedrag nauwkeurig kan simuleren. Maar het is niet meer dan dat: een hulpmiddel. Het begrijpt niet, het voelt niet, het creëert niet op dezelfde manier als mensen dat doen. En dat is ons bestaansrecht: Big Black Dot kan AI optimaal benutten omdat we ons volledig bewust zijn van zijn beperkingen en tekortkomingen. Wij brengen in een tekst als deze, voor zo’n 90% geschreven door GPT-4, de onvervangbare creativiteit en inzichten van de menselijke geest, zodat hij op elk niveau begrijpelijk is. Uiteindelijk ontstaat de echte magie van AI wanneer het de mensheid ontmoet, en dan schittert het!